Jan Pit

Jan, waar kom je vandaan?

Ik ben tijdens de Tweede Wereldoorlog geboren in Sassenheim. Inmiddels ben ik bijna vijftig jaar getrouwd met Marijke. Wij hebben jarenlang in Afrika gewoond, maar wonen sinds september 2013 in Frankrijk (Boirargues). Wij hebben drie kinderen gekregen, twee zonen en een dochter, die op achtendertigjarige leeftijd is overleden.

Waarom ben je naar Montpellier gekomen?

We worden ouder en wilden terug naar een geciviliseerd land met een goed klimaat en goede medische voorzieningen. We hebben in Afrika altijd veel contact gehad met Fransen en spreken de taal dus goed. Ook houden we van de Franse cultuur. We waren al eerder in Montpellier op bezoek geweest bij onze vriendin Annette, en zij heeft ons geholpen met het zoeken naar een woning. Montpellier is een open stad met een gemengde bevolking en er is hier enorm veel te ontdekken!

Wat deed je voor werk in Nederland/Afrika?

Ik ben van huis uit natuurkundige en heb vanuit die functie veel ontwikkelingswerk in Afrika gedaan, met name in het onderwijs. Uiteindelijk ben ik in Afrika min of meer vanzelf in de automatisering terechtgekomen.

Ik heb eerst drie jaar als assistent-deskundige voor de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU) van de Verenigde Naties in Algerije gewerkt. Daarna heb ik vijf jaar voor de Unesco in de Centraal- Afrikaanse Republiek in het Frans lesgegeven aan de Ecole Normale Supérieure van de hoofdstad Bangui.

In 1976 ben ik door het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken benoemd tot docent natuurkunde aan de universiteit van Madagaskar. Ik had daar ontzettend gezellige jaren, maar het werk bood me niet genoeg uitdaging. De meeste studenten waren zwangere vrouwen of vrouwen die zwanger wilden worden. Daarom ben ik overgestapt naar de Technische Universiteit. Ik kon daar aan de slag als leraar schakeltechniek en Fortran (een programmeertaal). Ik beheerste die vakken toen nog niet, maar heb mij de materie door zelfstudie eigen gemaakt en ben op die manier de automatisering ingerold. Ik had daar te maken met zeer intelligente leerlingen, misschien wel de beste van Afrika. Maar Madagaskar heeft een nogal merkwaardige mentaliteit. Heel karakteristiek is het ontbreken van duidelijke afspraken, iedereen doet gewoon waar hij zin in heeft en heb je nergens zin in, dan doe je niets. En hoewel ik naar mijn zin te weinig te doen had, kreeg ik kritiek dat ik te hard werkte.

In de daaropvolgende anderhalf jaar Nederland werkte ik aan de Technische Hogeschool Delft bij de afdeling Computer Architectuur en deed ik een aantal missies in West-Afrika (Togo, Niger, Mali, Senegal) voor de Voedesel- en landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties. Vervolgens werd ik door het DGIS aangesteld als statisticus/informaticus aan de universiteit van Nairobi in Kenia. Ook nu moest ik het vak eerst zelf leren. Ik heb tijdens tien mooie jaren in Kenia diverse automatiseringsprojecten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken mogen beoordelen en ben daarom benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik had mij graag als zelfstandige in Kenia willen vestigen, maar dat kon om administratieve redenen niet.

Tot slot heb ik nog acht jaar als informatiemanager voor het DGIS in Botswana, Swaziland en Lesotho gewerkt, en toen ik 67 jaar werd, ben ik afgezwaaid.

Ik heb heel fijne jaren in Afrika gehad, mede omdat ik altijd in de hoofdsteden heb kunnen werken en nooit geïsoleerd ben geweest in het binnenland. Ik heb veel gereisd, veel gewerkt, maar nu is het tijd om pas op de plaats te maken, ik heb nog zo veel andere dingen te doen! Paardrijden, tennissen, wandelen, lezen,computeren…

Hoe ervaarden Marijke en de kinderen al die verhuizingen?

Marijke en de kinderen gingen altijd gewoon mee. Gelukkig vond Marijke zelf ook steeds snel werk. De kinderen gingen overal naar de Franse school. Zij beschouwen Afrika als hun thuisland. Toen ik naar Kenia werd uitgezonden, zaten de kinderen op de middelbare school en hadden inmiddels een eigen vriendenkring opgebouwd, en toch stemden ze enthousiast in met een nieuw vertrek naar Afrika.

Wat mis je het meeste van Nederland/Afrika?

Ik mis de Nederlandse gezelligheid wel een beetje, en het fietsen en schaatsen. En ik mis het Afrikaanse klimaat, de openheid en de ongeorganiseerdheid. Maar ik vind het heel prettig terug te keren in de geciviliseerde wereld en weer van iedereen normale antwoorden op mijn vragen te krijgen, of dat nou van een wetenschapper is of van een caissière. In Afrika weet je nooit of je een antwoord serieus moet nemen.

Heb je nog familie of vrienden in Nederland?

Mijn ene zoon woont in Woerden, de ander in Californië. Maar Marijke heeft nog heel veel familie in Nederland. De meeste van mijn vroegere vrienden ben ik uit het oog verloren. We gaan nog wel af en toe terug naar Nederland, maar ik verwacht niet meer terug te keren naar Afrika, tenzij voor een nieuwe missie.

Kijk je Nederlandse televisieprogramma’s, lees je Nederlandse of Franse boeken?

Ja, ik kijk graag via de schotel naar BVN. En ik lees graag boeken van Esther Verhoef en Lieneke Dijkzeul. Opdit moment lees ik L’Armée furieuse van Fred Vargas. Ik houd van spannende boeken met goede beschrijvingen en een goede opbouw van de intrige. Ik ben niet erg literair ingesteld, maar ik heb recentelijk La rêveused’Ostende van Eric-Emmanuel Schmitt gelezen en vond dat ontzettend mooi.

Sinds wanneer ben je lid van de NVM en wat verwacht je van het lidmaatschap?

Ik ben lid sinds september 2013 en hoop gezellige Nederlanders te ontmoeten. In Afrika waren we overal het enige Nederlandse gezin en dus het trefpunt voor ontmoetingen. Ondanks alles ben en blijf je Nederlander. Ik vind het idee om deskundigen ervaringen te laten overbrengen een goed initiatief en wil daarom graag vrijdag 28 maart mijn bijdrage leveren. Verder ben ik niet zo’n actieve verenigingsman. Ik ben wel ook lid van Accueil des Villes Françaises, een vereniging die allerlei activiteiten voor mensen van buiten organiseert, zoals wandelingen, lezingen en cursussen.

Tot slot, droom je in het Nederlands of in het Frans?

Ik denk dat ik in het Nederlands droom… Als ik Nederlands spreek, denk ik in het Nederlands. Als ik Frans spreek, denk ik tegenwoordig in het Frans, vroeger niet. Maar als je droomt, let je niet op de taal. Zou hier al onderzoek naar zijn gedaan?

Montpellier maart 2014